020 530 0160

Definitieve einde geschriftenbescherming

Gepubliceerd op 21 januari 2014 categorieën ,

De Hoge Raad heeft in het arrest tussen Ryanair en PR Aviation een oordeel gegeven over de juridische status van de geschriftenbescherming van een gegevensverzameling. In het kort: de geschriftenbescherming op databanken is door de Hoge Raad afgeschaft.

Geschriftenbescherming
De geschriftenbescherming is neergelegd in artikel 10 lid 1 onder 1° van de Auteurswet (Aw), waarin boeken, brochures, nieuwsbladen, tijdschriften “en alle andere geschriften” als auteursrechtelijke beschermde werken worden aangewezen. Hoewel dit eigenlijk in strijd is met het wezen van het auteursrecht, verleent de Auteurswet hiermee ook bescherming aan zogenaamde “onpersoonlijke geschriften”, ofwel geschriften waaraan oorspronkelijkheid volledig ontbreekt. Voorbeelden van dergelijke geschriften zijn telefoongidsen, adresboeken en tv-gidsen.

In de literatuur wordt de geschriftenbescherming ook wel aangeduid als para- of proto-auteursrechtelijke bescherming, aangezien het wel om een soort auteursrecht gaat, maar het geschrift niet hoeft te voldoen aan het werkbegrip (het werk moet een eigen oorspronkelijk karakter bezitten en het persoonlijk stempel van de maker dragen om voor auteursrechtelijke bescherming in aanraking te komen). Deze geschriften zijn ook niet volledig auteursrechtelijk beschermd, maar beschermen rechthebbenden wel tegen “bewijsbare ontlening”. Dat betekent dat informatie daaruit niet letterlijk mag worden overgenomen.

De geschriftenbescherming vindt haar oorsprong in het kopijregt uit de 19e eeuw. Het kopijregt had als oogmerk de investeringen van drukkers en uitgevers te beschermen. Reeds bij de totstandkoming van de Auteurswet in 1912 was er discussie over de vraag of de geschriftenbescherming wel diende te blijven bestaan.

De discussie omtrent laaide opnieuw op bij de invoering van de Databankenwet, gebaseerd op de Europese Databankenrichtlijn (DbRl). De richtlijn verplicht tot een sui-generis bescherming voor databanken die getuigen van een substantiële investering. Verder bepaalt artikel 3 lid 1 DbRl: “Volgens deze richtlijn worden databanken die door de keuze of de rangschikking van de stof een eigen intellectuele schepping van de maker vormen, als zodanig door het auteursrecht beschermd. Er worden geen andere criteria toegepast om te bepalen of ze voor die bescherming in aanmerking komen.”

De Nederlandse wetgever is er vanuit gegaan dat geschriftenbescherming met betrekking tot een databank waarin niet substantieel is geïnvesteerd, buiten het bereik van de DbRl valt en dat de in de in deze databank opgenomen gegevens die zijn aan te merken als geschriften vatbaar zijn voor auteursrechtelijke bescherming.

Football Dataco
Het Hof van Justitie heeft in het arrest Football Dataco artikel 3 lid 1 DbRl uitgelegd. Het Hof heeft de vraag beantwoord of de gegevens van een databank (in casu wedstrijdschema’s) auteursrechtelijk beschermd zijn.

Volgens het Hof wordt er aan het oorspronkelijkheidscriterium voldaan wanneer de maker ervan, bij de keuze of de rangschikking van de gegevens van deze databanken, zijn creatieve vaardigheden op een manier tot uiting heeft kunnen brengen door het maken van vrije en creatieve keuzes en zo in staat is zijn werk een “persoonlijke noot” te geven. Hieraan is niet voldaan wanneer voor de samenstelling van de databank technische overwegingen, regels of beperkingen gelden die geen ruimte laten voor creatieve vrijheid.

Volgens velen (zie onder andere de noot van Hugenholtz) zal dit oordeel moeten leiden tot het einde van de geschriftenbescherming. Het kabinet heeft ook besloten om de geschriftenbescherming af te schaffen. Het wetsvoorstel afschaffing geschriftenbescherming is inmiddels ingediend bij de Tweede Kamer. In dit voorstel is voorgesteld het woord “alle” uit de zinsnede “alle andere geschriften” te schrappen.

Ook de Hoge Raad heeft nu geoordeeld dat de geschriftenbescherming niet geldt voor gegevensverzamelingen van een databank.

Ryanair/PR Aviation
In de zaak tussen Ryanair en PR Aviation exploiteert PR Aviation een website waarop consumenten vluchtgegevens van goedkope luchtvaartmaatschappijen kunnen doorzoeken, prijzen kunnen vergelijken en tegen betaling van een provisie een vlucht kunnen boeken. Wanneer een consument een zoekopdracht ingeeft, worden de benodigde gegevens automatisch gedistilleerd uit een aan Ryanairs website gekoppelde gegevensverzameling. Deze gegevensverzameling is ook voor consumenten toegankelijk. Ryanair is van mening dat PR Aviation daarmee inbreuk maakt op haar sui-generis databankenrecht en haar recht op geschriftenbescherming (op de vluchtgegevens die op de website van Ryanair openbaar worden gemaakt).

Het hof Amsterdam heeft onder andere geoordeeld dat Ryanair geen beroep toekomt op de geschriftenbescherming. Dit oordeel bestrijdt Ryanair in cassatie.

Oordeel Hoge Raad
De Hoge Raad oordeelt dat uit het arrest Football Dataco blijkt dat het uitgangspunt van de wetgever – dat de in een databank opgenomen gegevens die zijn aan te merken als geschrift vatbaar zijn voor auteursrechtelijke bescherming – onjuist is. De rechter dient immers zijn nationale recht zoveel mogelijk uit te leggen in het licht van de bewoordingen en het doel van de relevante richtlijn.

Indien de vluchtgegevens van Ryanair niet aan het oorspronkelijkheidscriterium voldoen, kan Ryanair geen beroep doen op de geschriftenbescherming. De Hoge Raad neemt hierbij onder andere in aanmerking:
– dat niet is gebleken dat de Nederlandse wetgever bij de implementatie van de DbRl in ons nationale recht iets anders voor ogen heeft gestaan dan een getrouwe omzetting daarvan;
– dat art. 10 lid 1 onder 1° Aw mede is gebaseerd op de veronderstelling dat de daarin bedoelde “andere geschriften” vatbaar zijn voor auteursrechtelijke bescherming; en
– dat databanken die niet aan het oorspronkelijkheidscriterium voldoen blijkens het arrest Football Dataco niet vatbaar zijn voor auteursrechtelijke bescherming.

Ook het rechtszekerheidsbeginsel en de onwenselijkheid van wetsuitleg contra legem kunnen hieraan niets afdoen. De zinsnede “alle andere geschriften” kan immers grammaticaal ook zo worden uitgelegd dat deze geschriften – net als de andere voorwerpen die in artikel 10 lid 1 onder 1° Aw worden genoemd – moeten voldoen aan het werkbegrip. Ook dient in dit geval weinig betekenis te worden toegekend aan de bedoeling van de wetgever, aangezien de Nederlandse wetgever bij de handhaving van de geschriftenbescherming niet heeft willen afwijken van datgene waartoe de DbRl hem verplichtte, in samenhang met de omstandigheid dat de wetgever van de onjuist gebleken veronderstelling uitging dat de geschriftenbescherming buiten het bereik van de DbRl viel.

Hoewel het oordeel van de Hoge Raad naar de letter enkel ziet op de gegevensbescherming van databanken, is aannemelijk dat de Hoge Raad met dit oordeel de geschriftenbescherming in haar geheel (dus ook voor andere geschriften, zoals telefoongidsen en adresboeken) heeft afgeschaft. Feitelijk is hiervoor geen wetswijziging nodig, aangezien het huidige artikel 10 lid 1 onder 1° Aw al op deze manier kan worden uitgelegd, zonder dat hiervoor het woord ‘alle’ hoeft te worden geschrapt.

Prejudiciële vraag
Tot slot heeft de Hoge Raad een prejudiciële vraag gesteld over de toepassing van artikelen 6 lid 1 en 8 jo. artikel 15 DbRl. Op grond van artikel 6 lid 1 DbRl kan de rechtmatige gebruiker van een databank de handelingen verrichten die noodzakelijk zijn om toegang te krijgen tot en normaal gebruik te maken van de databank. Artikel 15 DbRl bepaalt dat elk met artikel 6 lid 1 en artikel 8 DbRl strijdig contractueel beding nietig is.

Het hof Amsterdam heeft geoordeeld dat de algemene voorwaarden van Ryanair een beding bevatten dat in strijd is met artikel 24a lid 3 Aw, het Auteursrechtelijke equivalent van artikel 6 en 15 DbRl. Echter, aangezien de databank van Ryanair niet beschermd wordt door het auteursrecht, noch door het sui-generis datanbankenrecht, is het de vraag of er wel een beroep op deze bepalingen kan worden gedaan.

De Hoge Raad stelt daarom de volgende prejudiciële vraag:

Strekt de werking van de DbRl zich mede uit tot online databanken die niet, op de voet van hoofdstuk II van de Richtlijn, worden beschermd door het auteursrecht en ook niet, op de voet van hoofdstuk III, door een recht sui generis, en wel in die zin dat ook in zoverre de vrijheid om gebruik te maken van dergelijke databanken met (al dan niet overeenkomstige) toepassing van art. 6 lid 1 en 8 in verbinding met art. 15 DbRl, niet contractueel mag worden beperkt?

Bron: ie-forum
Deze blog is automatisch geïmporteerd uit een oudere versie van deze website. Daarom is de lay-out mogelijk niet perfect.
Deel:

auteur

Harmke

publicaties

Gerelateerde artikelen