020 530 0160

Conclusie A-G: Vormmerk Rubik’s kubus nietig

Gepubliceerd op 30 mei 2016 categorieën 

Vorige week heeft A-G Szpunar een interessante conclusie geschreven over het merkenrecht. Voordat we overgaan naar de zaak, volsta ik met een korte uitleg over de materie: een teken kan een merk vormen als wordt voldaan aan enkele vereisten uit het merkenrecht. Het belangrijkste vereiste in dat kader is dat het teken de waren of diensten waarvoor het merk wordt ingeschreven moet kunnen onderscheiden. Ook vormen kunnen worden ingeschreven als merk, mits zij onderscheidend vermogen hebben. Voorbeelden van vormmerken zijn bijvoorbeeld Lego-poppetjes en Colaflessen (waarbij opgemerkt dient te worden dat het verkrijgen van een merk op een vorm lastig is: zo is vorig jaar bijvoorbeeld geoordeeld dat de vorm van een Kitkat niet merkenrechtelijk beschermd kan worden).

Een vorm kan geen merkenrechtelijke bescherming krijgen indien deze (i) door de aard van de waar bepaald wordt, (ii) noodzakelijk is om een technische uitkomst te verkrijgen of (iii) een wezenlijke waarde aan de waar geeft. Met de eerste uitsluitingsgrond wordt kort gezegd bedoeld dat een vorm niet ‘nuttig’ mag zijn, met de tweede dat de vorm geen technische functie mag hebben (zoals een Lego-blokje) en met de derde dat een vorm geen esthetische functie mag hebben (zoals een sieraden). Ratio achter deze uitsluitingsgronden is vooral het voorkomen van monopolievorming.

Nu over naar de voorliggende zaak: in 1999 heeft Seven Towns, de producent van de Rubik’s kubus, het teken dat hiernaast te zien is, als vormmerk laten inschrijven. Hiertegen is Simba Toys in beroep gegaan: zij heeft in 2006 een nietigheidsverzoek ingediend bij het GEU, dat tot twee maal toe is afgewezen. Nu stelt Simba Toys beroep in bij het HvjEG, en stelt daarbij dat de vorm van de kubus geen merk kan vormen omdat deze enerzijds door de aard van de waar bepaald wordt, en anderzijds een technische functie heeft.

De A-G is het met deze stellingen eens. Hij stelt onder andere dat de vorm ‘zonder twijfel’ een vorm is die is bepaald door de aard van de waar. Zelf ziet hij dus niet in hoe dit teken buiten deze uitsluitingsgrond kan vallen. Interessanter is wat hij daarna zegt over de vermeende technische functie van de kubus. De Kamer van Beroep van het GEU had eerder besloten dat de technische functie niet is bepaald door de vorm van de kubus, maar door een ‘onderliggend mechanisme’. Volgens de A-G is dat in strijd met het recht, en evenmin strokend met het algemene belang dat bij de bovengenoemde uitzonderingen in het merkenrecht komt kijken, namelijk het voorkomen van monopolievorming. Volgens de A-G zou het niet in aanmerking nemen van ‘aanvullende omstandigheden’ (in casu: het systeem achter de kubus) betekenen dat er een groot risico op monopolievorming ontstaat, aangezien het op een dergelijke wijze eenvoudig wordt om deze uitzondering in het merkenrecht te omzeilen. Je zou volgens de A-G op die manier namelijk altijd kunnen zeggen dat een vorm niet technisch is, omdat het uiterlijk ervan niet technisch is.

Al met al dus interessante materie om over na te denken. Zelf ben ik het eens met de A-G, en ik vind het dan ook zeer belangrijk dat monopolievorming wordt tegengegaan. Er dienen mijns inziens dus strenge criteria te gelden voor vormmerken. Toch is er een kanttekening te plaatsen bij de bovenstaande aanpak van Szpunar: merken worden gedeponeerd in een register, en als niet deze afbeeldingen van het teken leidend zouden zijn, maar de achterliggende techniek, dan zou dit rechtsonzekerheid kunnen opleveren. Zelf vind ik dit best een dilemma. Hopelijk krijgen we binnenkort meer duidelijkheid hierover van het HvJEG..

Lees de conclusie hier.

Bron: curia.europa.eu
Deze blog is automatisch geïmporteerd uit een oudere versie van deze website. Daarom is de lay-out mogelijk niet perfect.
Deel:

auteur

Mike Landerbarthold

publicaties

Gerelateerde artikelen