020 530 0160

Strekking Wet Bescherming Persoonsgegevens

Gepubliceerd op 12 juni 2009 categorieën ,

Het Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch heeft een interessant arrest gewezen over de strekking van de Wet Bescherming Persoonsgegevens. Uit lezing van het arrest blijkt dat de casus redelijk complex is, en dat er al één en ander aan procedures heeft plaatsgevonden, zelfs tot aan de Hoge Raad. Het gaat hier in dit arrest om de vraag of de WBP zich leent voor het bepalen van de aansprakelijkheid wegens het verstrekken van onjuiste gegevens. Het Hof antwoord die vraag ontkennend. Ik neem hieronder de relevante rechtsoverwegingen op, die spreken volgens mij voor zich. Lees het gehele arrest hier.

“3.2.4. Naar het oordeel van het hof heeft de Wbp, anders dan [Appellant] meent, niet de strekking om rechtsbetrekkingen in geschil (hier de eventuele aansprakelijkheid van de Vereniging voor het verstrekken van onjuiste gegevens) tussen partijen te beslechten. Daartoe is [Appellant] aangewezen op de gewone civielrechtelijke procedure. Weliswaar bestaat volgens de letterlijke tekst van artikel 36 Wbp de mogelijkheid om onjuiste persoonsgegevens te doen verwijderen, maar daarbij gaat het alleen om gegevens waarvan op eenvoudige en objectieve wijze de onjuistheid valt vast te stellen (bijvoorbeeld niet betwiste feiten). De brief van 8 april 2004 van de Hoofdinspecteur voor de Volksgezondheid, waarop [Appellant] zich beroept, biedt onvoldoende concrete informatie om de onjuistheid van het advies van de Vereniging omtrent het functioneren van [Appellant] vast te kunnen stellen. De brief had ook niet ten doel om die onjuistheid vast te stellen.
Het hof voegt hieraan toe dat de Wbp de betrokkene wel de mogelijkheid biedt om, in het geval er sprake is van subjectief (dus volgens [Appellant]) onjuiste ge-gevens, aanvulling in het bestand te doen opnemen. Een zodanig verzoek wordt niet gedaan.

3.2.5. [Appellant] verzoekt verwijdering uit het bestand met het oog op de te entameren procedure en een verbod de stukken nog te mogen gebruiken. Kennelijk heeft [Appellant] hier vernietiging op het oog.
Het hof neemt dienaangaande in overweging dat verwijdering uit een bestand niet, althans niet zonder meer, betekent dat de te verwijderen gegevens vernietigd moeten worden. Archivering van de stukken volstaat, in ieder geval hier. [Appellant] heeft immers de Vereniging aansprakelijk gesteld, zodat voorshands niet valt uit te sluiten dat een gerechtelijke procedure zal volgen. De Wbp strekt er niet toe om te bewerkstelligen dat de Vereniging in die procedure geen gebruik meer zou mogen maken van de betreffende gegevens. Ingevolge artikel 21 Rv dienen partijen de rechter volledig en naar waarheid te informeren. Uitsluiting op voorhand van bewijsmateriaal komt in strijd met deze bepaling. Het verzoek van [Appellant] te verklaren dat de Vereniging geen gebruik mag maken van de gegevens – waar-voor de Wbp overigens ook geen grondslag biedt – is ook om deze reden niet toewijsbaar. Bovendien zijn alle stukken waarop [Appellant] doelt inmiddels gearchiveerd (brief mr. Taminiau van 18 februari 2008), zoals ook mocht worden verwacht gelet op het tijdsverloop. Verwijdering, als bedoeld in de Wbp, is dus niet meer aan de orde.

3.2.6. Het verzoek van [Appellant], dat het hof zal verklaren dat de Vereniging in het verleden geen gebruik mocht maken van de persoonsgegevens, kan niet worden toegewezen, reeds omdat de Wbp daarvoor geen grondslag biedt. Als [Appellant] meent dat de Vereniging onrechtmatig gebruik heeft gemaakt van bepaalde gegevens is hij voor een rechterlijke beoordeling van dat standpunt aangewezen op de burgerlijke rechter. Verwijdering van persoonsgegevens ‘met terugwerkende kracht’, zoals door [Appellant] verzocht, behoort evenmin tot de mogelijkheden van de Wbp.

3.2.7. Ter onderbouwing van zijn stellingen dat persoonsgegevens verwijderd moeten worden stelt [Appellant] nog dat de Vereniging hem indertijd had moeten inlichten over de gegevens die SJG aan de Vereniging had gegeven in het kader van de adviesaanvraag. Naar het oordeel van het hof leidt de enkele omstandigheid dat de Vereniging deze inlichting niet heeft gegeven, zoal juist en zoal sprake is van een verplichting vallende onder de Wbp (hetgeen niet het geval is omdat een adviesaanvraag niet binnen de reikwijdte van de Wbp valt en de persoonsgegevens van [Appellant] bij SJG niet als bestand kunnen worden aangemerkt), niet tot de conclusie dat de adviesaanvraag en de daarbij verstrekte gegevens reeds daarom, zoals verzocht, als onjuist zijnde verwijderd moeten worden. “

 

 

 

Bron: rechtspraak.nl
Deze blog is automatisch geïmporteerd uit een oudere versie van deze website. Daarom is de lay-out mogelijk niet perfect.
Deel:

auteur

Menno Weij

publicaties

Gerelateerde artikelen