020 530 0160

Schadeplichtig octrooi-inbreuk door grootaandeelhouder

Gepubliceerd op 18 november 2005 categorieën 

In zijn standaardarrest van 19 december 2003 heeft de Hoge Raad onder andere beslist dat de schadevergoedingsplicht ontstaat op het moment dat de inbreukmaker weet, dan wel redelijke gronden heeft te vermoeden dat hij octrooi-inbreuk pleegt. Met die uitspraak is een einde gekomen aan de discussie of de bepaling over schadevergoeding in het Trips verdrag “directe werking” heeft waarin deze (lichtere) eis is vastgelegd voor het ontstaan van schadeplichtigheid in intellectueeleigendomszaken.


De Nederlandse Rijksoctrooiwet 1995 suggereert een zwaardere eis, namelijk dat de inbreukmaker “desbewust” moet zijn (= de inbreukmaker kent het octrooi èn weet dat hij op dat octrooi inbreuk pleegt). Een vermoeden van wetenschap is niet voldoende voor desbewustheid. De inbreukmaker is in ieder geval desbewust dertig dagen nadat een deurwaardersexploot is betekend waarin wordt gewezen op strijd tussen zijn handelingen en het octrooi. Na dit arrest is duidelijk dat het voldoende is een brief te sturen om schadeplichtigheid te laten ontstaan. Dat is jammer voor deurwaarders, maar plezierig voor octrooihouders.


Daarmee zijn natuurlijk niet alle problemen opgelost met het moment waarop de schadeplichtigheid ontstaat. Want wanneer kan de inbreukmaker geacht worden te weten of te vermoeden octrooi-inbreuk te plegen? In zijn uitspraak van 16 november 2005 geeft de Rechtbank ‘s-Gravenhage aan dat onder omstandigheden ontvangst van een brief aan de grootaandeelhouder van een rechtspersoon het moment kan zijn waarop schadeplichtigheid van die rechtspersoon ontstaat.


In de zaak gaat om de inbreuk op het Nederlandse deel van een Europees octrooi van Trespa International B.V., een vennootschap uit Weert voor een uitvinding voor decoratieve platen die tegelijkertijd hard en mat zijn. De inbreukmaker, NV HDM uit België heeft als grootaandeelhouder de Duitse rechtspersoon HDM GmbH. Deze laatste had op 10 februari 2004 een sommatie van Trespa ontvangen. Daarop is geantwoord door dezelfde  octrooigemachtigde als in deze procedure. De octrooigemachtigde heeft ook een toelichting gemaakt bij de nietigheidsprocedure die tegen het Duitse deel van het Europese octrooi loopt in Duitsland. Onder die omstandigheden tezamen is (kennelijk) het vermoeden van de wetenschap van octrooi-inbreuk bij HDM GmbH op hetzelfde moment aanwezig te achten bij de Nederlandse NV HDM. Voor de Rechtbank begint de schadevergoeding voor NV HDM ook te lopen vanaf 10 februari 2004, en niet bijvoorbeeld op 14 september 2004, de dag waarop aan NV HDM de dagvaarding is betekend.

Bron: Gerechtshof 's-Gravenhage
Deze blog is automatisch geïmporteerd uit een oudere versie van deze website. Daarom is de lay-out mogelijk niet perfect.
Deel:

auteur

Doeko Bosscher

publicaties

Gerelateerde artikelen