020 530 0160

Hoge Raad: geen incassohandeling nodig na het 14-dagenbriefje

Gepubliceerd op 25 juni 2014 categorieën , , ,

Wanneer een consument een factuur niet betaalt is de schuldeiser verplicht een aanmaning te sturen waarin de consument nog een termijn van veertien dagen wordt geboden om de factuur te voldoen. Betaalt de consument niet binnen die termijn, dan is de consument buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd. De schuldeiser is niet verplicht nóg een brief te sturen (of een andere incassohandeling te verrichten), zegt de Hoge Raad in haar antwoord op de prejudiciële vraag van de Rechtbank Gelderland.

Wettelijk kader

De wet bepaalt dat de schuldeiser de redelijke kosten die hij heeft moeten maken om de schuldenaar buiten rechte aan te manen, kan verhalen op de schuldenaar (artikel 6:96 lid 2 onder c van het Burgerlijk Wetboek). In het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is uitgewerkt wat deze redelijke kosten zijn, van dit besluit mag niet ten nadele van een consument worden afgeweken (artikel 6:96 lid 5 van het Burgerlijk Wetboek). Voordat een consument deze redelijke kosten verschuldigd kan worden, moet de schuldeiser – nadat de eerste betalingstermijn is verlopen – een aanmaning sturen, waarin de consument nog een periode van veertien dagen krijgt om te betalen en waarin de consument er (o.a.) op wordt gewezen dat hij buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd wordt wanneer hij niet binnen die veertien dagen betaalt: de veertiendagenbrief (artikel 6:96 lid 6 van het Burgerlijk Wetboek).

Nog een incassohandeling van schuldeiser vereist?

In de rechtspraktijk is echter de vraag opgekomen, of er – na het versturen van de veertiendagenbrief – nog een nadere incassohandeling van de schuldeiser is vereist, voordat de consument de buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd is.

De rechtbank Arnhem (thans de rechtbank Gelderland) achtte, op basis van o.a. een opmerking van de Minister van Justitie en Veiligheid, een nadere incassohandeling noodzakelijk. De rechtbank wees dan ook in beginsel vorderingen tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten af, indien de schuldeiser, na het verstrijken van de termijn uit de veertiendagenbrief, niet nog een incassohandeling had verricht.

Het Gerechtshof Arnhem – Leeuwarden is een andere mening toegedaan dan de rechtbank Gelderland. Het Hof oordeelde bij arrest van 17 september 2013 dat wanneer een veertiendagenbrief zoals bedoeld in artikel 6:96 lid 6 BW is verzonden, niet nog een (nadere) incassohandeling van de schuldeiser na het verstrijken van die termijn nodig is voor de toewijzing van de vordering van schuldeiser tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten.

Het uitgangspunt van de rechtbank Gelderland – dat een nadere incassohandeling is vereist van de schuldeiser na de veertiendagenbrief om voor vergoeding van incassokosten in aanmerking te komen – werd echter wel weer aangenomen in het Rapport BGK-Integraal 2013, welk rapport is vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Civiel en Kanton (LOVCK) en het Landelijk Overleg van de Voorzitters van de Civiele Sectoren van de hoven (LOVC-hoven).

Prejudiciële vraag en antwoord

Eind 2013 lag bij de rechtbank Gelderland de bovenstaande vraag voor. De rechtbank Gelderland heeft toen – geconfronteerd met de bovenstaande discussie – de Hoge Raad middels een prejudiciële vraag om uitleg gevraagd:

Dient art. 6:96 lid 6 BW aldus te worden uitgelegd dat na het verzenden van de daarin genoemde veertiendagenbrief vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten is verschuldigd, dus zonder dat de crediteur na het verzenden van die (veertiendagen)brief nog een nadere incassohandeling verricht?

Bij arrest van 13 juni 2014 heeft de Hoge Raad de prejudiciële vraag van de rechtbank Gelderland beantwoord:

dat art. 6:96 lid 6 BW aldus moet worden uitgelegd dat, indien de schuldeiser in redelijkheid tot het verrichten van incassohandelingen is overgegaan en de daarin genoemde veertiendagenbrief aan de consument-schuldenaar heeft gestuurd, bij uitblijven van de betaling binnen de termijn van veertien dagen de in het Besluit genormeerde vergoeding voor buitengerechtelijke incassohandelingen door de consument-schuldenaar verschuldigd wordt, zonder dat de schuldeiser gehouden is daartoe nog nadere incassohandelingen te verrichten;

Slotsom: wanneer betaling door de consument uitblijft in de termijn, geboden in de veertiendagenbrief op basis van artikel 6:96 lid 6 BW, hoeft daarna geen nadere incassohandeling door de schuldeiser te worden verricht om in aanmerking te komen voor vergoeding van de gemaakte incassokosten.

Bron: Cassatieblog.nl
Deze blog is automatisch geïmporteerd uit een oudere versie van deze website. Daarom is de lay-out mogelijk niet perfect.
Deel:

auteur

Rosalie Heijna

publicaties

Gerelateerde artikelen