020 530 0160

CBb schrapt boetes ACM aan modewinkels Bever en Coolcat

Gepubliceerd op 3 mei 2019 categorieën ,

De ACM legde in oktober 2016 boetes op aan webwinkels Bever (198 duizend euro) en Coolcat (220 duizend euro) vanwege het niet naleven van regels voor koop op afstand. De rechtbank vernietigde eerder al een deel van de boetes in verband met strijd met het gelijkheidsbeginsel. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (hierna: “CBb”) heeft nu ook de boetes voor fouten bij de retourvergoeding geschrapt. De ACM had bij het opleggen van die boetes immers nog geen wettelijke bevoegdheid om handhavend op te treden tegen de overtredingen.

De Wet handhaving consumentenbescherming (hierna: “Whc”) belast de ACM met het toezicht op de naleving van consumentenrechten. Onderdeel van dit toezicht is dat de ACM onderzoek kan doen naar overtredingen van consumentenrechten en het opleggen van boetes terzake. In 2015 en 2016 heeft de ACM, naar aanleiding van een onderzoek van de Consumentenbond, onderzoek gedaan naar handelspraktijken van modewebwinkels. De ACM constateerde bij Bever en Coolcat overtredingen van de terugbetalingsverplichting (artikel 6:230r, eerste lid, van het BW) en de informatieplicht (artikel 6:230m, eerste lid, aanhef en onder h, van het BW), nadat een mystery shopper bestellingen deed via de websites. Bij andere modewebwinkels die onderwerp waren van hetzelfde grote onderzoek van de ACM werden vergelijkbare overtredingen geconstateerd. De ACM koos ervoor om Bever en Coolcat direct boetes op te leggen als gevolg van de overtredingen en de andere 40 modewebwinkels eerst te waarschuwen.

Beroep bij de rechtbank
Bever en Coolcat gingen in beroep tegen het besluit van de ACM, zich onder andere beroepend op het gelijkheidsbeginsel. De modewebwinkels werden immers direct beboet zonder eerst te worden gewaarschuwd, terwijl de ACM hun concurrenten voor dezelfde overtredingen wel waarschuwde en gelegenheid gaf tot herstel van de overtredingen. De
rechtbank Rotterdam verklaarde het beroep op het gelijkheidsbeginsel in december 2017 gegrond en vernietigde het boetebesluit inzake de informatieplicht. De rechtbank overwoog dat de ACM niet is gehouden om een overtreder eerst te waarschuwen voordat zij tot handhaving over kan gaan, maar dat er sprake zijn van strijd met het gelijkheidsbeginsel wanneer de ACM afwijkt van beleid of een gedragslijn:

Indien een bestuursorgaan echter beleid of een gedragslijn voert om wel telkens een dergelijke waarschuwing uit te vaardigen, dan kan het handelen in afwijking met dat beleid of die gedragslijn in strijd komen met het rechtszekerheids- of het gelijkheidsbeginsel. (…) Wel hanteerde ACM een gedragslijn in haar onderzoek met betrekking tot de naleving van artikel 6:230m, eerste lid, van het BW door modewebwinkels. (…) Door aldus eiseres niet te waarschuwen en 40 andere modewebwinkels wel alvorens – bij het voortduren of herhalen van de overtreding van artikel 6:230m van het BW – over te gaan tot boeteoplegging heeft ACM gehandeld in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Gelet hierop treft dit betoog van eiseres doel.” 

Het boetebesluit op basis van schending van de terugbetalingsverplichting liet de rechter in stand. Het onderzoek door de Consumentenbond ging, aldus de rechtbank, over een andere gedraging dan de waarschuwing aan de 40 modewebwinkels. Er was in zoverre geen sprake van gelijke gevallen. Ook de andere argumenten van eisers troffen geen doel.

Hoger beroep CBb
In hoger beroep werd door de eisende partijen (lees de uitspraak hier en hier) aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte hun betoog niet heeft gevolgd dat ACM tot 19 juni 2015 geen handhavingsbevoegdheid jegens hen kon uitoefenen voor overeenkomsten op afstand. Volgens eisers volgde uit de Whc (artikel 8.2a zoals het voor die datum luidde) niet duidelijk dat de ACM bevoegd was te handhaven op overeenkomsten op afstand op het moment dat de ACM de terugbetalingsovertreding vaststelde. ACM voert aan dat het gaat om de vraag of. Volgens ACM was zonder meer duidelijk dat de koop op afstand onder de reikwijdte van consumentenkoop valt.

Het CBb overweegt als volgt. In artikel 8.2a van de Whc werd niet verwezen naar overeenkomsten op afstand en wanneer het de bedoeling zou zijn geweest om overeenkomsten op afstand wel onder art. 8.2a Whc te laten vallen, dan had dat uitdrukkelijk uit de wet moeten blijken. Pas vanaf 19 juni 2015 heeft de wetgever ook de overeenkomst op afstand uitdrukkelijk onder de werking van artikel 8:2a van de Whc gebracht. De overtredingen die volgen uit het onderzoeksrapport van de ACM zijn vóór die datum vastgesteld. De conclusie is dat tot die datum het niet naleven van de bepalingen van artikelen 6:230g tot en met 6:230z BW (Afdeling 2B van Titel 5 van Boek 6 BW) ten aanzien van overeenkomsten op afstand geen overtreding oplevert van artikel 8.2a van de Whc. Gelet op het legaliteitsbeginsel uit artikel 5:4 van de Awb was de ACM niet bevoegd handhavend op te treden. Het CBb vernietigt de boete in verband met de terugbetalingsovertreding. Tenslotte oordeelt het CBb dat de rechtbank terecht is overgegaan tot gegrondverklaring van het beroep van eisers in eerste aanleg.

Deze uitspraken zijn nu definitief, het CBb is de eindrechter in deze zaken.

Bron: rechtspraak.nl
Deze blog is automatisch geïmporteerd uit een oudere versie van deze website. Daarom is de lay-out mogelijk niet perfect.
Deel:

auteur

Nina Lodder

publicaties

Gerelateerde artikelen