020 530 0160

(Ook) de strafrechter blijkt geen verstand van het auteursrecht te hebben

Gepubliceerd op 14 februari 2017 categorieën ,

Vonnis strafrechter

Vanmorgen las ik een interessant vonnis van de rechtbank Amsterdam. Voor de verandering gaat het een keer om een strafzaak, waarbij de verdachte in de zaak opzettelijke auteursrechtinbreuk ten laste is gelegd. Gedurende enkele theorie-examens van het CBR zou verdachte met behulp van een spybril (een bril met een klein cameraatje op het montuur) opnames hebben gemaakt van voornoemde examens.

Dit wist het OM, aangezien hier beelden van waren aangetroffen op een externe harde schijf die in beslag was genomen onder een medeverdachte. Een medewerker van het CBR herkende vervolgens de examenruimte van het CBR, en deed onderzoek naar wie ten tijde van het betreffende het tafelnummer uit het filmpje had. Al doende, kwam men uit bij verdachte.  

Auteursrechtinbreuk

De overweging van de rechtbank over de (opzettelijke) auteursrechtinbreuk is met name interessant. De rechter gaat in dat kader in op een aantal kerncriteria van het auteursrecht. Ik citeer:

“Naar vaste rechtspraak geldt dat, wil een voortbrengsel kunnen worden beschouwd als een werk […]  vereist is dat het een eigen, oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt. Om van een werk in auteursrechtelijke zin te kunnen spreken moet dat werk door zijn maker als coherente creatie zijn geconcipieerd. […] Die eis kan ook worden afgeleid uit het nog steeds maatgevende standaardarrest […] (HR 28 juni 1946, NJ 1946, 712).”

De rechtbank neemt het vereiste van het ‘coherent concipiëren’ mee in haar oordeel. In andere woorden: een werk kan pas een werk zijn, als de maker het werk als werk heeft bedoeld. Doe je dus bijvoorbeeld iets willekeurigs, en ontstaat hieruit een briljant kunstwerk, dan kan hier geen auteursrechtelijke bescherming voor worden ingeroepen. Dit is echter geen goede en geldende maatstaf in het auteursrecht: de mooiste werken ontstaan immers uit willekeur. Willekeur is juist onderdeel van het creatieve proces, en dat is juist hetgeen het auteursrecht beschermt.

De rechtbank lijkt dit af te leiden uit het arrest uit 1946, genaamd Van Gelder/Van Rijn. Hierin is echter niets te vinden over het vereiste van de coherente creatie. Dit vereiste wordt immers voor het eerst in het arrest van het hof Amsterdam inzake Endstra Tapes genoemd. Echter, algemeen aangenomen wordt dat dit geen geldend criterium is in het kader van het  auteursrecht. In cassatie oordeelde de Hoge Raad dan ook expliciet:

Het gaat hierbij evenwel om een kenmerk dat uit het voortbrengsel zelf is te kennen. Daarom mag niet de eis worden gesteld dat de maker bewust een werk heeft willen scheppen en bewust creatieve keuzes heeft gemaakt, welke eis betrokkenen bovendien voor onoverkomelijke bewijsproblemen kan stellen. Om dezelfde reden kan niet worden geëist dat de maker bewust voor de vorm heeft gekozen die het werk heeft gekregen. Het in 4.5.1 overwogene brengt voorts mee dat een schepping, om een werk in auteursrechtelijke zin te kunnen zijn, niet het karakter van een coherente creatie behoeft te hebben.

Gevolgen

Interessant is wat nu gebeurt. De rechtbank oordeelt dat de verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Oftewel: de verdachte is schuldig bevonden aan opzettelijke auteursrechtinbreuk, aan de hand van een verkeerd auteursrechtelijk criterium. De verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 240 met aftrek van voorarrest.

Zelf vind ik dit nogal wat. Een strafrechter dient zich immers goed voor te laten lichten in het kader van ‘vreemde materie’. Heb je weinig kennis van het auteursrecht, schakel dan een expert in en zorg ervoor dat het criterium dat je hanteert in ieder geval kloppend is. De rechter maakt in wezen twee fouten in voornoemde overweging: dat het criterium zou blijken uit een arrest van de Hoge Raad, en dat het criterium goed dan wel geldend is. Beiden fout, en beiden behoorlijk kwalijk als je het mij vraagt.

Wel dient hierbij opgemerkt te worden dat de verkeerde toepassing er eerder toe leidt dat er geen sprake van auteursrechtinbreuk zal zijn, aangezien het vereiste van ‘coherente creatie’ de reikwijdte van het auteursrecht verkleint. ‘Niet-bewuste werken’ vallen aan de hand van deze maatstaf immers buiten het auteursrecht. Het zou echter zo andersom kunnen zijn, met als gevolg dat straffen worden opgelegd puur omdat de strafrechter niet bereid of in staat is om de juridische auteursrechtelijke materie te doorgronden.

Extra

Verder is de volgende  zin nog leuk in het kader van (het mislukken van) het anonimiseren van het vonnis:

“Uit de beelden blijkt eveneens dat de persoon die de spybril draagt zich voorstelt als inar.”

Niet alleen op het gebied van het auteursrecht gaan er dus dingen fout bij de rechtbank..

Lees het vonnis hier.

Deze blog is automatisch geïmporteerd uit een oudere versie van deze website. Daarom is de lay-out mogelijk niet perfect.
Deel:

auteur

Mike Landerbarthold

publicaties

Gerelateerde artikelen