020 530 0160

E-books zijn even vatbaar voor uitleen als fysieke boeken

Gepubliceerd op 14 november 2016 categorieën ,

Gisteren heeft het Europese Hof van Justitie (‘HvJ’) geoordeeld dat voor het uitlenen van e-books dezelfde vereisten kunnen gelden als voor het uitlenen van papieren boeken. De uitspraak deed het Hof naar aanleiding van prejudiciële vragen die de rechtbank van Den Haag aan haar heeft gesteld wegens het proefproces dat de Vereniging van Openbare Bibliotheken (VOB) eerder had aangespannen.

 

Feitenkader

Met de komst van e-books rees de vraag of deze digitale boeken ook onder de regels van het uitleenrecht viel, zoals die golden volgens de Europese Leenrechtrichtlijn en de Nederlandse Auteursrechtrichtlijn. In Nederland stelde het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap dat het uitlenen van e-books niet onder deze bepalingen viel. De openbare bibliotheken hebben als reactie hierop een licentieovereenkomst met uitgevers gesloten, zodat ze toch e-books konden uitlenen. Echter, na de uitspraak van het HvJ EU in de UsedSoft-zaak, waarin werd besloten dat voor standaardsoftware – waarvoor een marktconform bedrag is betaald – de uitputtingsleer eveneens geldt, kreeg de VOB het idee dat deze leer ook wel eens van toepassing zou kunnen zijn voor e-books. Dus spande de VOB een proefproces aan tegen Stichting Leenrecht, de organisatie die verantwoordelijk was voor het innen en verdelen van gelden uit de leenafspraken.

In de rechtszaak die volgde, vorderde de VOB drie zaken. Ten eerste vorderde de VOB dat de rechter zou oordelen dat het uitlenen van e-books onder het gangbare uitleenrecht viel. Ten tweede vorderde de VOB dat het ‘voor onbepaalde tijd ter beschikking stellen van e-books’ zou kwalificeren als een verkoop, zodat ze niet langer licenties hoefde te betalen aan de uitgevers ( welke optreden via Stichting Leenrecht). Ten derde vordert de VOB dat, nu de bibliotheken een redelijke uitleenvergoeding betaalden, het uitlenen van e-books geen inbreuk op een auteursrecht vormde.

De rechtbank Den Haag zag in dat er meer duidelijkheid nodig was over deze kwestie, en dus stelde zij vier prejudiciële vragen aan het HvJ:

 

“1. Dienen de artikelen 1 lid 1, 2 lid 1 sub b en 6 lid 1 van richtlijn 2006/115 aldus te worden uitgelegd dat onder “uitlening” als daar bedoeld mede is te verstaan het zonder direct of indirect economisch of commercieel voordeel via een voor het publiek toegankelijke instelling voor gebruik ter beschikking stellen van auteursrechtelijk beschermde romans, verhalenbundels, biografieën, reisverslagen, kinderboeken en jeugdliteratuur

 

– door een kopie in digitale vorm (reproductie A) op de server van de instelling te plaatsen en het mogelijk te maken dat een gebruiker die kopie door middel van downloaden kan reproduceren op zijn eigen computer (reproductie B),

 

– waarbij de kopie die de gebruiker tijdens het downloaden maakt (reproductie B), na verloop van een beperkte termijn niet meer bruikbaar is, en

 

– waarbij andere gebruikers gedurende die termijn de kopie (reproductie A) niet kunnen downloaden op hun computer?

 

2. Als vraag 1. bevestigend moet worden beantwoord, staat artikel 6 van richtlijn 2006/115 en/of een andere bepaling van het Unierecht eraan in de weg dat lidstaten aan de toepassing van de in artikel 6 van richtlijn 2006/115 opgenomen beperking op het uitleenrecht de voorwaarde stellen dat de door de instelling ter beschikking gestelde kopie van het werk (reproductie A) in het verkeer is gebracht door een eerste verkoop of andere eigendomsovergang van die kopie in de Unie door de rechthebbende of met zijn toestemming in de zin van artikel 4 lid 2 van richtlijn 2001/29?

 

3. Als vraag 2. ontkennend moet worden beantwoord, stelt artikel 6 van richtlijn 2006/115 andere eisen aan de herkomst van de door de instelling ter beschikking gestelde kopie (reproductie A), zoals bijvoorbeeld de eis dat die kopie is verkregen uit legale bron?

 

4. Als vraag 2. bevestigend moet worden beantwoord, dient artikel 4 lid 2 van richtlijn 2001/29 aldus te worden uitgelegd dat onder de eerste verkoop of andere eigendomsovergang van materiaal als daar bedoeld mede wordt verstaan het op afstand door middel van downloaden voor gebruik voor onbeperkte tijd ter beschikking stellen van een digitale kopie van auteursrechtelijk beschermde romans, verhalenbundels, biografieën, reisverslagen, kinderboeken en jeugdliteratuur?”

 

Afgelopen juni kregen we het eerste bericht terug uit Europa. Advocaat-Generaal van het HvJ EU Szpunar kwam met zijn advies aan het Hof en het loog er niet om.Kort gezegd oordeelde de A-G dat e-books wél zouden moeten vallen onder de reikwijdte van de Leenrechtrichtlijn, nudat in het belang zou zijn van de behoeften van de moderne samenleving. De richtlijn is een codificatie van een oudere richtlijn (uit 1992) en moet worden uitgelegd met alle, toentertijd onvoorziene technologische ontwikkelingen in het achterhoofd.Na bijna een half jaar komt het Hof dan ook met een uitspraak.

 

Het Hof

Het Hof onderzoekt allereerst of er redenen bestaan om de uitlening van “digitale kopieën en onstoffelijke voorwerpen” (lees: e-books) uit te sluiten van de werking van de Leenrechtrichtlijn. Het Hof stelt “dat er geen dwingende reden bestaat om de uitlening van digitale kopieën en onstoffelijke voorwerpen hoe dan ook uit te sluiten van de werkingssfeer van [de Leenrechtrichtlijn]”, omdat uit zowel in de toelichting, als de in de tekst van de richtlijn niet blijkt dat de Commissie digitale kopieën van een boek wilde uitsluiten. E-books waren in die tijd nog geen gangbare producten en de toelichting spreekt enkel van elektronische transmissies van film.

 

Vervolgens bekijkt het Hof of de openbare uitlening van een digitale kopie van een boek – onder de voorwaarden als beschreven in de vraag – valt onder de uitzondering die artikel 6 van de richtlijn mogelijk maakt. Omdat het in deze zaak gaat om e-books die, wanneer ze zijn ‘uitgeleend’ niet door iemand anders te downloaden zijn, en ze bovendien na het eindigen van de uitleentermijn niet meer te lezen zijn door degene die het leende, ziet het Hof geen reden om de voornoemde e-books anders te kwalificeren dan ‘normale’ boeken. Het Hof oordeelt dus dat, gelet op de beperkingen die met deze e-books komen, ook het uitlenen van deze e-books vallen onder de werking van de Leenrechtrichtlijn.

 

Voor de beantwoording van de tweede vraag, is volgens het Hof ten eerste van belang dat de Auteursrechtrichtlijn de Leenrechtrichtlijn op geen enkele manier beperkt. Daarnaast oordeelt het Hof dat het uitleenrecht niet wordt beperkt door andere manieren van verspreiding van het werk, zoals bijvoorbeeld verkoop. De auteur houdt dus zeggenschap over de vraag of zijn werk mag worden uitgeleend, ook als hij het werk bijvoorbeeld verkoopt. En ten slotte oordeelt het Hof dat de uitzondering van uitlenen bedoeld is om “een evenwicht te creëren tussen de belangen van auteurs en de bevordering van culturele activiteiten.” Om dat evenwicht te waarborgen moet een auteur toestemming geven en een vergoeding krijgen voor de uitlening.

 

Dan de derde vraag. Een van de doelstellingen van de Leenrechtrichtlijn is om piraterij te bestrijden, aldus het Hof. Als het toegestaan zou zijn voor bibliotheken om werken uit illegale bron uit te lenen, zou dat piraterij eerder aanmoedigen dan bestrijden. Daarnaast heeft het Hof al in een eerdere uitspraak geoordeeld dat de beperking van privékopieën ook niet geldt als het gaat om werken uit illegale bron. Het Hof acht het dus niet meer dan fair dat lidstaten kunnen eisen dat de werken die openbaar worden uitgeleend afkomstig zijn van een legale bron.

 

Omdat het Hof de tweede vraag niet bevestigt, hoeft het de laatste prejudiciële vraag niet te beantwoorden.

Verwijzing terug naar rechtbank Den Haag

Nu deze zaak na beantwoording van de prejudiciële vragen weer opgepakt kan worden, is de spanning er wel van af. De eerste eis van de VOB zal zeker worden toegewezen, daar kan de rechtbank nu niet meer omheen. En de rechter zal ook bekrachtigen dat er geen auteursrechtinbreuk zal ontstaan wanneer er een e-book wordt uitgeleend en er een redelijke vergoeding aan de auteur wordt betaald. Hoe het systeem van betaling in de toekomst zal worden is nog niet helemaal duidelijk, maar de VOB gaat nu ongetwijfeld met goede moed de nieuwe onderhandelingen in.

 

(met dank aan Remi van Mansfeld)

Deze blog is automatisch geïmporteerd uit een oudere versie van deze website. Daarom is de lay-out mogelijk niet perfect.
Deel:

auteur

Mike Landerbarthold

publicaties

Gerelateerde artikelen