020 530 0160

Conclusie A-G: Doorgifte TV-signalen geen uitzondering op auteursrechtrichtlijn

Gepubliceerd op 13 september 2016 categorieën , ,

Doorgifte en ITV/TVCatchup

Op 7 juni 2013 heeft het Hof van Justitie een belangrijk arrest gewezen over doorgifte in het kader van auteursrecht, ITV/TVCatchup. Omdat de materie over doorgifte af en toe wat weerbarstig is, hier even een kleine ‘catchup’: op grond van lid 6 van de Auteurswet wordt de gelijktijdige doorgifte van een uitzending door hetzelfde organisme (bijvoorbeeld via de kabel) niet als aparte openbaarmaking aangemerkt. Gelijktijdige doorgifte door een ander organisme wordt wél als nieuwe openbaarmaking aangemerkt, ook als de doorgifte plaatsvindt in het gebied waar de uitzending zelf ook rechtstreeks te ontvangen is, zo oordeelde het HvJ in 2013.

Even kort de feiten van het arrest: TVCatchup is een online platform waarop uitzendingen van Britse televisiezenders kunnen worden bekeken via de computer. Via TVCatchup kunnen mensen thuis dus uitzendingen van bijvoorbeeld de BBC bekijken, die ze anders gewoon via de TV hadden kunnen bekijken. Het achterliggende proces is vrij simpel: TVCatchup ontvangt TV-signalen, comprimeert die en zet ze om naar een digitaal signaal, om ze vervolgens als stream aan te bieden op het internet.

Nieuwe ronde, nieuwe kansen?

Na het vorige arrest zag TVCatchup toch een gaatje om door te gaan: in nationale Britse regelgeving (de Copyright, Designs and Patents Act 1988) is immers bepaald dat geen sprake is van auteursrechtschending als een werk ter beschikking van het publiek wordt gesteld in het gebied waarin zij via de kabel wordt weder doorgegeven. Dit zou een uitzondering opleveren op artikel 9 van de Auteursrechtrichtlijn (hierna: Richtlijn), waarin is bepaald dat deze ‘geen afbreuk [mag doen] aan bepalingen betreffende met name octrooirechten, handelsmerken, rechten inzake tekeningen of modellen, gebruiksmodellen, topografieën van halfgeleiderproducten, lettertypes, voorwaardelijke toegang, toegang tot de kabel van omroepdiensten, de bescherming van nationaal bezit, vereisten inzake wettelijk depot, beperkende praktijken en oneerlijke concurrentie, handelsgeheimen, veiligheid, vertrouwelijkheid, gegevensbescherming en persoonlijke levenssfeer, toegang tot overheidsdocumenten en het overeenkomstenrecht..’

Nu sprake was van een toegestane uitzondering op de Richtlijn, mocht TVCatchup dus gewoon doorgaan met het uitzenden, vonden zij zelf. Er ontstond vervolgens een geschil, en er werd doorverwezen naar het HvJ, waarbij enkele prejudiciële vragen werden gesteld. Dat de A-G niet zo content is met de gang van zaken, maakt hij meteen duidelijk: aangezien niet werd toegelicht waarom het HvJ antwoord diende te geven op de tweede prejudiciële vraag, adviseert de A-G het HvJ zichzelf niet-ontvankelijk te verklaren ten aanzien van die vraag. Ook vindt hij een vraag zo slecht geformuleerd, dat hij deze heeft geherformuleerd.

Artikel 9 geen uitzondering

Ook inhoudelijk maakt de A-G korte metten met de handelswijze van TVCatchup. Artikel 9 van de Richtlijn staat volgens hem ‘helemaal geen uitzondering op de rechten die in de artikelen 2 tot en met 4 van die richtlijn worden toegekend’. Artikel 9 van de Richtlijn is immers bedoeld om bepalingen die gelden binnen ‘andere gebieden dan het bij deze richtlijn geharmoniseerde gebied. Deze lezing wordt bevestigd door de opsomming van de gebieden in artikel 9 […]: handelsmerken, rechten inzake tekeningen of modellen […]et cetera. Hiermee is de kous volgens de A-G eigenlijk al af: hij vindt het zelf logisch dat een ‘tegenovergestelde uitlegging van artikel 9 […], de bij de artikelen 3 en 5 van die richtlijn beoogde harmonisatie doen mislukken’.

Toch vindt de A-G het nodig om nadere motivatie te geven. TVCatchup had namelijk 3 argumenten aangevoerd die haar handelswijze zouden rechtvaardigen. Kort gezegd concludeert de A-G dat deze argumenten niet op kunnen, aangezien de Richtlijn juist harmonisatie op onder andere het gebied van auteursrecht mee diende te brengen, artikel 9 van de Richtlijn geen absolute uitzondering kan vormen op harmonisatie en er geen reden is om de door het HvJ gewezen rechtspraak te herzien, waartoe TVCatchup impliciet had verzocht.

Vervolgens gaat de A-G in op de vraag of TVCatchup in de zaak niet feitelijk de toegang tot de kabel van omroepdiensten werd ontzien, en dus de ‘uitzondering’ van artikel 9 van de Richtlijn op zou gaan. Hier kan volgens de A-G echter geen sprake van zijn, gezien het in de zaak niet ging om ‘toegang tot de kabel’, maar om doorgifte van kabelsignalen over het internet. Het begrip ‘kabel’ wordt volgens de A-G dus in een verkeerde context gezien door TVCatchup.

Conclusie

De A-G eindigt met beantwoording van de prejudiciële vraag die volgens hem gesteld had moeten worden, en doet dat als volgt:

„Artikel 9 van richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij moet aldus worden uitgelegd dat niet binnen de werkingssfeer van die bepaling valt een regeling die de wederdoorgifte van uitzendingen via de kabel zonder de toestemming van de houders van auteursrechten toestaat indien die wederdoorgifte simultaan gebeurt en beperkt is tot de gebieden waarvoor de uitzendingen waren bestemd, ongeacht of de wederdoorgifte betrekking heeft op uitzendingen op zenders waarop bepaalde openbaredienstverplichtingen rusten.”

Deze blog is automatisch geïmporteerd uit een oudere versie van deze website. Daarom is de lay-out mogelijk niet perfect.
Deel:

auteur

Mike Landerbarthold

publicaties

Gerelateerde artikelen